Noteer de Duitse woorden in de puzzel.
Horizontaal
1 Bovenop je lichaam
6 Hiermee kun je iets vastgrijpen
7 Voorkant van je lichaam, onder je borst
8 Het gewricht waarmee je voet aan je been zit
9 Hiermee kijk je
10 Je hebt er twee van en je kan ermee lopen
12 Je hebt er twee van, met 10 tenen
13 Met deze twee kun je horen
Verticaal
2 Hiermee ruik je
3 Dit heb je op je hoofd
4 In je mond heb je er hier veel van
5 Hiermee kun je wijzen
9 Je hebt er twee van, ze zitten aan je schouders
11 Achterkant van je bovenlichaam